1 Wie is Charles Taylor?

Hij is in 1931 geboren in Montreal in Canada, in de provincie Quebec, waar een Engelstalige minderheid met een Frans sprekende meerderheid samenwoont. Zelf is hij de zoon van een Frans sprekende moeder en een Engels sprekende vader. Het gegeven tot twee verschillende culturen te behoren heeft hem sterk gevormd. Zelf zegt hij dat het spreken van een andere taal maakt dat je als het ware van nature openstaat voor wat anders is dan je vertrouwd is en je leert je in te leven in het vreemde. Die eigenschap heeft hij in sterke mate ontwikkeld. Voor hem is het heel belangrijk dat beide groepen in hun culturele eigenheid recht wordt gedaan en hij heeft zich ook in de politiek daarvoor ingezet. In de late jaren 60 heeft hij actief deelgenomen aan de verkiezingsstrijd. In Montreal studeerde hij geschiedenis, daarna vertrok hij naar Oxford om daar filosofie, politicologie en economie te studeren. Hij richtte zich op de ideeëngeschiedenis, op de ethiek en op politieke vraagstukken. Theoretische en praktische vragen weet hij steeds goed met elkaar te verbinden. Behalve filosoof en politicus is hij een gelovig katholiek met een kritische inslag en in de laatste jaren schrijft hij steeds meer over de plaats en betekenis van religie voor onze cultuur.

Breedheid

Wat mij aanspreekt in Taylor is de breedheid van zijn belangstelling: in zijn boeken vind je een complete geschiedenis van onze cultuur, waarin alles met elkaar verbonden wordt: geloof, kunst, literatuur, het levensgevoel van mensen in een bepaalde tijd. Hij wil steeds graag laten zien hoe de manier waarop wij vandaag denken teruggaat op wat al veel eerder is begonnen en opent je de ogen voor diepere lagen van onze geschiedenis.

2 Waarover heeft hij geschreven?

Hij heeft heel veel geschreven, maar zijn twee belangrijkste boeken, die samen een tweeluik vormen, en die vanuit twee verschillende invalshoeken dezelfde ontwikkeling beschrijven zijn Bronnen van het zelf (1989) en Een seculiere tijd (2007).

In Bronnen van het zelf stelt hij de vraag hoe wij als moderne mensen ons zelf, ons eigen ik, beleven, wat voor ons een persoon uitmaakt, en of dit anders is dan hoe mensen dat vroeger beleefden. Hij beschrijft de manier waarop de manier waarop wij tegen onszelf aankijken in de loop der eeuwen veranderd is. Het hele onderscheid tussen een binnenwereld ,een innerlijk, en een buitenwereld, dat voor ons zo vanzelfsprekend is dat we er niet eens over nadenken, is iets typisch moderns. Het idee dat wij onszelf van binnenuit en van buitenaf kunnen bekijken bestond nog niet in de tijd voor Augustinus. Augustinus schreef het beroemde boek Belijdenissen, waarin hij zichzelf en zijn geloof beschouwt, de blik naar binnen richt, en zijn eigen zoeken, vergissingen en ontdekkingen beschrijft. Thomas a Kempis (1) staat duidelijk in deze traditie.

Pas aan het eind van de Middeleeuwen schoot deze aandacht voor het innerlijke leven van de mens echt goed wortel en daarmee zet de moderniteit in. De moderne devotie van Thomas ea (2)(let op het woord modern!) en andere hervormingsbewegingen hebben daar volgens Taylor een belangrijke rol in gespeeld. Daarvoor werd het ik, het zelf, vooral gezien in samenhang met de omgeving en de plaats die iemand innam in de samenleving, de gemeenschap die bepaalde wie iemand was. Als je wilde weten wie je was, moest je niet de blik naar binnen richten, maar naar buiten en naar boven. In de Moderne Devotie van Thomas (3) ea en vervolgens ook in de Reformatie (waarvoor Augustinus een belangrijke inspiratiebron was), werd het innerlijk en daarmee ook het individu belangrijker. Men raakte ervan overtuigd dat iedere persoon een eigen unieke verantwoordelijkheid draagt en geheel alleen tegenover God staat.

Het gaat niet om uiterlijke zaken maar om het innerlijk, om het eigen geweten. Dat betekende ook kritiek op de volksvroomheid die sterk verbonden was met magische praktijken, wat afgewezen werd als bijgeloof. Er werd een scherp onderscheid gemaakt tussen het ware, innerlijke geloof en een oppervlakkig geloof dat steunt op uiterlijkheden. Een nieuwe geestelijke elite van mensen die ernst maakten met het geloof ontstond en er werd een ontwikkeling in gang gezet die het individu steeds verder losmaakt van de gemeenschap. Over deze ontwikkeling gaat het boek van Taylor. Zijn stelling is dat de ontwikkeling van de individualisering, waarmee de secularisatie sterk samenhangt juist geïnspireerd is door het geloof, al is de uitkomst ervan uiteindelijk tegengesteld aan wat men ooit voor ogen stond.

Taylor beschrijft de Moderne Devotie als voorloper van de Reformatie als een hervormingsbeweging, die bedoeld was de devotie te bevorderen, maar dus ironisch genoeg de secularisatie mee in gang heeft gezet, door haar kritiek op uiterlijke vormen en de nadruk op een bewust, innerlijk leven. Als katholiek betreurt hij de kerkscheuring waartoe de Reformatie heeft geleid, zonder een schuldige aan te wijzen. Maar hij gelooft in één universele christelijke kerk. Ondanks al zijn kritiek op de RK kerk van zijn tijd zou hij er nooit aan denken uit die kerk te stappen. Dat geloof in eenheid deelt hij waarschijnlijk met Thomas (4). Wat hij ook deelt met Thomas (5) is dat hij zelf als leek betrokken is bij een monastieke beweging van een benedictijnse spiritualiteit, opgericht door John Maine, en actief bezig is met geestelijke oefeningen en meditatie, niet alleen als enkeling, maar als deel van een beweging. .

De Hervormingsbewegingen en ook Thomas (5) hebben dus mee de kiem gelegd voor de individualisering, door de opvatting dat het individu zonder tussenkomst van anderen alleen aan God verantwoording schuldig is. In onze westerse wereld ontwikkelden vrijheid en autonomie (een woord dat letterlijk betekent dat je jezelf de wet stelt: autos is zelf en nomos:wet) zich tot de belangrijkste waarden, en uiteindelijk werd dit opgevat als autonomie ook tov een hogere macht. In onze tijd ziet de moderne mens zichzelf gesteld voor de enorme opgave om zelf zin te scheppen in een wereld waarin geen hogere zin meer gegeven is. Zowel Thomas (6) als Taylor schudden hierover het hoofd, zij zijn er beiden van overtuigd dat deze opgave de mens overschat en overvraagt. Want zij geloven dat het niet de mens zelf is die zin en betekenis voortbrengt, maar dat God in het leven zin en betekenis heeft gelegd, en dat we als mens uitgenodigd worden die zin te ontdekken en de opdracht hebben om daaruit te leven.

In Bronnen van het zelf beschrijft Taylor de manier waarop de Westerse mens in de loop van de tijd tegen zichzelf aan is gaan kijken. In Een seculiere tijd beschrijft hij de ontwikkeling van het wereldbeeld van diezelfde mens. Ook dat wereldbeeld is sterk gekleurd door religieuze ideeën. Dat geldt ook nog steeds voor het wereldbeeld van de hedendaagse seculiere mens die de godsdienst allang vaarwel heeft gezegd, zo stelt Taylor. Hij laat zien hoe het begrip van het heilige en goddelijke in de loop der geschiedenis veranderd, verschoven is. Waarbij veranderd en verschoven niet hetzelfde is als verdwenen.

3 De verschuiving van het heilige

Was het heilige in de premoderne tijd gebonden aan speciale plaatsen (heiligdommen, bedevaartsoorden), speciale mensen (heiligen, de geestelijkheid) en speciale tijden (de vele christelijke feestdagen), het wordt vooral door de Reformatie iets dat in de hele werkelijkheid te lezen is. In het gewone leven van gewone mensen, in werk en familie, moet God worden geëerd. Ook dat zien we bij Thomas (7) in de Moderne Devotie. Het heilige wordt niet langer apart gesteld maar is in het hele leven te vinden. Daardoor wordt het bereik van het heilige enorm vergroot, maar daarmee wordt het ook minder tastbaar, minder aanwijsbaar. De wetenschap ziet Gods grootheid niet langer in bijvoorbeeld heiligenbeelden, waarvan een bijzondere genezende kracht vanuit zou gaan, dat geldt nu als bijgeloof, maar in de grootheid van de natuurwetten. Die wetten zijn niet van buitenaf zichtbaar, die moet je van binnenuit kennen, door de geest, de rede. Dat is een vorm van verinnerlijking.

Al in de 12e eeuw zei de theoloog Hugo van Sint-Victor: De gehele zintuiglijk waarneembare wereld is als een boek dat door de vinger Gods geschreven is. In deze uitspraak ligt al de kiem van de manier van kijken die de wetenschap tot bloei zou brengen besloten: de wereld is een boek dat erom vraagt gelezen te worden. De zin ervan moet worden opgespoord door zelf goed te lezen en te begrijpen. Door kennis van de werkelijkheid kwam je vanzelf ook tot kennis van God, zo geloofde men. Die link tussen God en wereld wordt steeds minder vanzelfsprekend. Een ontwikkeling begint waarin God steeds verder schuil gaat achter Zijn schepping tot Hij er uiteindelijk helemaal uit verdwijnt. Dat is secularisatie.

4 Mensbeeld

Niet alleen in Een seculiere tijd maar in bijna al zijn filosofische werk levert Taylor strijd tegen een beperkt, geheel op het model van de natuurwetenschappen geënte mensbeeld. Het geloof in God geldt daarin als iets achterhaalds, dat bestemd is te verdwijnen in onze moderne tijd. Taylor heeft een heel ander mensbeeld. Een mensbeeld dat zowel gelijkenissen vertoont met dat van Thomas (8), als verschillen.

Hij stelt dat iedere persoon en iedere samenleving bepaald wordt door de vraag naar wat het mogelijk maakt om als mens tot bloei te komen, wat een vervuld leven uitmaakt, wat het leven de moeite waard maakt. Wat is het dat we in andere mensen bewonderen en ook zelf zouden willen nastreven? Antwoorden op deze vragen vinden we in filosofische theorieën, morele codes, religie en in de literatuur. Het is een wezenlijke eigenschap van de mens om te vragen naar het goede, naar overstijgende waarden, en als die eigenschap niet volstrekt serieus genomen wordt, zoals in moderne wetenschappelijke theorieën, betekent dat een verminking van het mensbeeld. Thomas (9) zou dat met Taylor eens zijn, maar hij zou de bronnen die Taylor noemt terugbrengen naar één bron: het geloof, waarin de Schrift dan de richting wijst.

<lezen tekst over volheid (1)>

5 Volheid

Taylor gelooft dus dat ieder mens, gelovig of ongelovig, in zijn leven bezig is met een morele en spirituele dimensie, op zoek is naar een goede manier van leven, naar volheid of rijkdom, diepte die het leven betekenis geeft.

Voor gelovigen heeft dat punt van volheid te maken met God of een hogere macht, met iets dat uitgaat boven het menselijke leven (transcendentie; het overstijgende), terwijl het voor ongelovigen binnen dat geheel binnen dit leven en binnen de menselijke vermogens moet worden gezocht (immanentie: dat wat binnen deze wereld en onszelf ligt). Voor gelovigen is het besef van volheid iets dat te maken heeft met ontvangen, met wat je wordt gegeven, met zoiets als genade. Om het te kunnen ontvangen is het nodig om open te worden, te veranderen van binnen, uit jezelf te worden gehaald, het heeft te maken met zoiets als bekering, transformatie. Voor ongelovigen is er niet iets dat van buiten of boven komt; de macht om volheid te bereiken ligt geheel binnen de mens zelf, in de rede of de natuur.

6 Alternatieven

In onze tijd zijn er deze verschillende mogelijkheden. Zelfs als ik volledig overtuigd ben van en gelukkig met mijn eigen keuze voor God als bron van vervulling, ben ik mij ervan bewust dat ik ook anders zou kunnen denken en dat er andere mensen zijn om mij heen die ook werkelijk anders denken. Dat is een modern besef. In de premoderne tijd, en Thomas (9) staat met een been in die tijd en met een been in de beginnende moderne tijd, lag dat heel anders. God was een onmiddellijke werkelijkheid en ik heb als mens alleen de keuze om dichterbij deze bron te leven of mij ervan te verwijderen door te kiezen voor minder wezenlijke dingen. Een alternatief bestond gewoon niet voor Thomas en zijn tijdgenoten. Wat er is veranderd, is dat die onmiddellijke zekerheid is verdwenen als hoofdstroom van onze cultuur. Wij denken vandaag de dag veel na over ons geloof en dat denken en vragen maakt deel uit van ons geloof, terwijl Thomas en de zijnen geloof minder problematiseerden.

7 Menselijke bloei

Voor gelovigen moet het goede worden gezocht in iets dat uitgaat boven het menselijke leven en ook boven aardse menselijke doelen van tot bloei komen, zegt Taylor. Thomas (10) zou hem dat zeker nazeggen. In het christelijk geloof geldt het als Gods wil dat mensen tot bloei komen en gelukkig zijn. Tegelijkertijd wordt van de gelovige soms een breuk gevraagd, het opgeven van het eigen gewone geluk terwille van het grotere geluk van God dienen en de ander tot bloei brengen. Dat levert een spanning op: aan de ene kant wil God dus ons geluk, en aan de andere kant vraagt hij offers van ons. Die notie van het offer is voor Thomas heel wezenlijk (11). Geluk, tot bloei komen, is aan de ene kant iets goeds en aan de andere kant is het toch niet ons hoogste doel. In het opofferen wordt wel het goede van datgene dat wordt geofferd juist bevestigd. Het leven is door God geschapen, een geschenk, iets goeds, en wordt positief gewaardeerd.

Weliswaar is er iets van de griekse negatieve waardering van het aardse leven (het aardse leven en het lichamelijke is iets waar je verlost van moet worden, je verlaat deze wereld voor een betere) ook in het christelijk geloof binnengekomen, en bij Thomas (12) vind je dat zeker ook, maar het is niet bijbels. In de Bijbel heeft het gewone aardse leven juist een grote waarde.

8 Exclusieve humanisme

Die positieve bijbelse waardering van het leven heeft onze cultuur enorm bepaald. En nu is het zo ver gekomen, zegt Taylor, dat in onze moderne seculiere samenleving hier in het Westen er voor het eerst in de geschiedenis geen hogere doelen worden erkend dan de bloei van het aardse, menselijke leven. Dat is heel opmerkelijk. Aan de ene kant is dit dus een door en door christelijk en positief doel en het heeft hele goede ontwikkelingen in gang gezet. Het klinkt bijvoorbeeld mee in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar wat nieuw is dat het hier stopt en dat er niets uitgaat boven de individuele mens en zijn welzijn. De mens geldt als het hoogste dat er is. Ook hoger dan de hem omringende natuur, wat weer problematische gevolgen heeft gehad voor onze omgang met het milieu. Taylor noemt dit het exclusieve humanisme of het humanisme dat zichzelf genoeg is. Taylor vindt dit een zorgelijke ontwikkeling en Thomas (13) zou erdoor verbijsterd zijn. Wat nieuw is, is dat in onze tijd een grote meerderheid van de mensen het exclusieve humanisme bijna onbewust aanhangt als iets net zo vanzelfsprekends als in de Middeleeuwen het geloof in God.

Lezen uit het artikel in Volzin.

9 Agape

In het christelijk geloof is er wel een doel dat uitgaat boven menselijke zelfontplooiing en menselijke volmaaktheid. Dat doel is de agape, een beweging van liefde die van God uitgaat naar ons, en waar we deel aan kunnen hebben, die ons van binnenuit verandert, en ons leven in een groter perspectief plaatst dan de natuurlijke gang van geboorte naar dood. Het doel van het leven volgens het christelijk geloof is dat deze liefde die de hele schepping geldt, eens alles in alles zal zijn. Dit is een doel dat uitwijst boven de eigen tijd, dat ons verbindt met wie voor ons waren en na ons zullen komen. Taylor en Thomas (14) kunnen elkaar hierin een hand geven.

10) Toekomst van het religieuze verleden

Taylor is ervan overtuigd dat mensen ook vandaag zoeken naar iets dat groter is dan zij zelf en ziet dat ook op allerlei manieren gebeuren. Hij denkt ook dat kerken zullen blijven omdat mensen niet kunnen leven en geloven zonder vormen van gemeenschap. Ook daarin zou Thomas (15) hem bijvallen. Wel denkt Taylor dat die gemeenschappen anders zullen zijn dan ze vroeger waren, kleiner, losser en minder uniform. Hij benadrukt dat in onze tijd waarheid niet meer van bovenaf opgelegd kan worden, er zijn teveel tegenstemmen, maar mensen alleen van binnenuit kunnen worden overtuigd door een persoonlijke visie.

Taylor zegt: er is in geen enkele tijd een gouden eeuw van het christendom aan te wijzen, waarin de mensen ‘nog echt geloofden’. Als je in zo’n gouden eeuw gelooft, maak je je in feite los van je eigen tijd, en dat is geen begaanbare weg. Wat wel heel belangrijk is, is om je eigen tijd te verbinden met andere tijden, om de bronnen te kennen, en het probleem van onze tijd is dat veel mensen die bronnen niet kennen en doen alsof er niets anders en niets beters bestaat dan onze moderne tijd en het exclusieve humanisme. Maar gelukkig zijn er nog altijd mensen die deze bronnen voor ons ontsluiten. De kerk leeft van en met deze bronnen. Het gedachtengoed van Thomas (16) erfgoed van de Moderne Devotie maakt daar ook deel vanuit.